De Genuaanse pianist Andrea Bacchetti (1977) is niet de eerste Italiaanse klaviervirtuoos die zich over de sonates van de Venetiaan Baldassare   Galuppi   (1706  -  1785)   ontfermt;

 
 

Arturo  Benedetti Michelangeli (1920 - 1995) ging hem voor. Galuppi dankt zijn bekendheid vooral aan zijn tientallen komische opera's. Zijn meeste composities echter (motetten, missen en kamermuziek) wachten na tweeënhalve eeuw nog altijd op ontsluiting. Verschillende bundels met sonates voor klavecimbel verschenen na 1750 in Londen in druk, maar ook dal bracht dit repertoire geen vaste afnemers. Galuppi maakt ons deelgenoot van zijn welgeordende, schone wereld. Er zijn bij hem reminiscenties aan Scariatti en Soler, maar ook Haydn en Mozart zijn aanwezig. Nu eens bekent hij zich tot de een, dan weer tot de ander. Galante harmonische wendingen maken duidelijk dat we ons toch echt diep in de 18de eeuw bevinden. Het is bij Galuppi een reinheid van engelen, zoals twee eeuwen eerder in de motetten van Palestrina. Dramatiek is op het eerste gehoor afwezig maar daartegenover staat dat alles zo wonderschoon in proportie is. Weldadig om een pianist van groot kaliber te horen getuigen van zijn liefde en bewondering. Bacchetti speelt even fijnzinnig, strak gesneden en kwetsbaar als hij eruit ziet en ook dat ontroert. Hel wekt bovendien vertrouwen dat iemand die met hetzelfde gemak Chopin, Beethoven, Debussy, Prokofjev als Berio speelt, dit repertoire heeft uitverkoren.

 

Jurjen Vis